metonymia
stijlfiguur waarbij in plaats van het bedoelde iets anders genoemd wordt, op grond van een bepaalde betrekking die tussen beide bestaat
Voorbeelden
- In het Rijksmuseum hangt een prachtige Rembrandt. (Men bedoelt een voorwerp, maar men noemt de maker)
- We hebben een paar dagen lekker kunnen schaatsen, maar ik heb mijn ijzers nu maar weer ingevet. (Men bedoelt een voorwerp, maar men noemt het materiaal waarvan het voorwerp gemaakt is)
- Zullen we nog een glaasje drinken? (Men bedoelt de inhoud, maar men noemt het voorwerp)
- De neuzen tellen. (Men bedoelt het geheel, maar men noemt een deel)
- Nederland won met 5 – 1 van Spanje. (Men bedoelt een deel, maar men noemt het geheel)
- De Nederlander is zo gek nog niet. (Men bedoelt meervoud, maar men noemt enkelvoud)
- Onze buren zijn gisteren afgebrand. (Men bedoelt het bezit, maar men noemt de bezitter)
- In het voorjaar van 451 stak Attila de Rijn over, bij Koblenz. (Men bedoelt een groep, maar men noemt de leider)