De vier temperamenten
De oorsprong van de theorie van de vier temperamenten ligt in de theorie van de vier humores of lichaamsvochten (slijm, gele gal, zwarte gal en bloed). Dit concept werd waarschijnlijk al ontwikkeld in het oude Egypte of Mesopotamië. Volgens de overlevering was het de Griekse arts Hippocrates van Kos die de vier temperamenten als eerste koppelde aan de vier humores. Claudius Galenus zou deze theorie later verder uitwerken. Volgens Hippocrates zouden de vier humores de karaktertrekken, stemmingen en emoties en het gedrag van de mens beïnvloeden.
Overheerste er één van de vier lichaamsvochten dan had je te maken met één van de vier temperamenten. Cholerisch (teveel aan gele gal, flegmatisch (teveel aan slijm), melancholisch (teveel aan zwarte gal) en sanguinisch (teveel bloed).
Vier persoonlijkheidstypen
De vier temperamenten staan voor vier persoonlijkheidstypen
- Cholerisch type is een type die geacht wordt snel driftig te worden
- Flegmatisch type is een type die geacht wordt rustig en kalm reagerend te zijn
- Melancholisch type is een type die geacht wordt te neigen naar depressie door een verdrietige kijk op het verleden of een onvervuld verlangen
- Sanguinisch type is een type die geacht wordt vurig en energiek te zijn
Volgens deze theorie zijn wij een mix van de vier temperamenten. Vaak zal één of twee temperamenten meer overheersend zijn ten opzichte van de andere.
De theorie van de vier temperamenten heeft, tot in het begin van de 20ste eeuw, een belangrijke rol gespeeld maar raakte in onbruik met de komst van de moderne geneeskunde. Aanhangers van Rudolf Steiner en de antroposofie gebruiken de vier temperamenten nog vandaag de dag.